Claes Willemsz van Catwijck (1615 - 1686)
Geboorte van Claes Willemsz – een reconstructie uit de schaduw van de tijd
Rond het jaar 1615 werd in het kustdorp Katwijk aan Zee, destijds geschreven als Catwijck op Zee, een zoon geboren aan het echtpaar Willem Jacobsz Grau en Neeltgen Claesdr.. Deze zoon zou later bekendstaan als Claes Willemsz van Catwijck. Over zijn precieze geboortedatum bestaat echter onzekerheid: een doopakte is nooit teruggevonden. Dit is goed te verklaren, want het doopregister van de Andreaskerk in Katwijk vangt pas aan in 1643, decennia ná Claes’ vermoedelijke geboorte.
Claes werd geboren in een tijd waarin Katwijk een kleine, door de zee gevormde gemeenschap was, bestaande uit vissers, ambachtslieden en gezinnen die leefden naar het ritme van eb en vloed. Lees meer hierover in “Leven, werken en geloven in zeevarende gemeenschappen“, geschreen door mevrouw J.M. de Wit. Het dorp lag aan de westkust van Holland, en kende ondanks zijn bescheiden omvang een hechte structuur, met sterke familielijnen en een groeiend calvinistisch kerkelijk leven. Veel historische bronnen uit deze vroege zeventiende eeuw zijn beperkt of ontbreken volledig, wat het werk van genealogen tot een speurtocht maakt door fragmenten van akten, patroniemen en landregisters.
De naam Claes Willemsz is een klassiek patroniem: Claes, zoon van Willem. Deze Willem — Willem Jacobsz Grau — was zelf geboren rond 1575, vermoedelijk ook in Katwijk aan Zee, als een man van vissersbloed of wellicht met banden met ambachtelijke beroepen. Zijn huwelijk met Neeltgen Claesdr is vermeld in latere bronnen, waaronder genealogische reconstructies hier is terug te lezen, waarin zij samen verschijnen als stamouders van een tak van de familie Van Catwijck of Grau.
De naam “Van Catwijck” duikt bij Claes op als een toponiem, een aanduiding van afkomst. In een tijd waarin familienamen nog niet volledig vastlagen, nam men vaak de naam van de woonplaats aan als toevoeging — zeker wanneer men zich buiten het dorp vestigde. Het gebruik van “van Catwijck” zou dus duiden op het belang van zijn herkomst of mogelijk op latere migratie binnen Holland.
Hoewel zijn doopakte ontbreekt, geven secundaire bronnen — zoals testamenten, huwelijksakten of volkstellingen — voldoende aanwijzingen om zijn geboortejaar rond 1615 te schatten. De aanname is mede gebaseerd op zijn vermelding als meerderjarig in stukken uit de jaren 1630–1650, waarin hij optreedt als volwassen man, mogelijk zelfs als hoofd van een huishouden.
Claes groeide op in een Katwijk dat zich langzaamaan herstelde van de onzekerheden van de Tachtigjarige Oorlog. De economie was voornamelijk gericht op de visserij, vooral haringvangst, en het dagelijks leven werd gedragen door een stevige protestantse ethiek. In zo’n wereld kwam Claes tot wasdom — gevormd door het getij, het geloof, en de gemeenschapszin van een dorp dat sterk leunde op familierelaties.
Hoewel zijn geboortedatum in nevelen gehuld blijft, draagt Claes Willemsz van Catwijck zijn naam voort als een baken in de genealogie van het oude Katwijk — een stille getuige van een verdwenen tijd, herontdekt door de inspanning van hedendaagse onderzoekers.
De jeugd van Claes Willemsz (ca. 1615–1645)
(Een vertelling die feitelijk bewijsmateriaal en historische achtergrond verweeft met fictieve elementen)
Claes Willemsz. groeide op in het kleine kustdorpje Katwijk aan Zee, dat in de zeventiende eeuw een armoedige vissersplaats was. Hier lag geen haven; de Katwijkers voeren vanaf het zandstrand de Noordzee op met platte bodemschepen, zogenoemde visserspincks of bomschuiten. De visserij op zee was er eeuwenlang de levensader: in Katwijk werd sinds de middeleeuwen met man en macht gevist op schol, kabeljauw en vooral haring (bron, bron). Het rijke haringbestand van de Noordzee maakte dat heel Holland in deze Gouden Eeuw de beroemde “Groote Visscherij” bezat – een nauwgezet geregisseerde vlootvisserij op haring, beheerd door een kollegie in Den Haag (bron). Ook voor kleine kustdorpen als Katwijk betekende dat meevaren: in het gebied tussen Scheveningen en Egmond gingen vissers soms tot onder de Engelse kust (bijvoorbeeld de steurharingvisserij) en verdienden ze hun brood met netten breien of vis verwerken (bron, bron).
Claes’ gezin was groot. Uit het Katwijkse hoofdgeldregister van 1623 blijkt dat vader Willem Jacobsz. Grau en moeder Neeltgen Claesdr. zes kinderen hadden – naast Claes waren dat Trijn, Crijngen, Dirck, Jacob en Claesgen (bron). Trijn was al een twaalfjarige jongedame toen Claes in 1615 werd geboren, Dirck en Crijngen waren ongeveer tien en Jacob amper twee jaar oud. Als de vijfde van zes kinderen moest Claes al op jonge leeftijd helpen in het huishouden en bij het werk. Oudste zus Trijn hielp mee met koken en het bakken van brood, en zorgde voor de jongere kinderen. Oudere broers als Jacob namen kloeke taken op zich, bijvoorbeeld het repareren van netten of uitkijken naar uitgevist aangespoelde vis. In kustgemeenten als Katwijk gingen vrijwel alle volwassen mannen naar zee om te vissen, terwijl vrouwen, dienstjongens en kinderen de steunende taken verzorgden: nettenbreien, lijnendraaien, vis roken, schepen laden of vis verkopen aan huis en op de veiling op het strand (bron, bron). Het gezin leefde sober: als de visvangst tegenviel, moesten de kustbewoners wel eens aan smokkelen of vrachtvaart doen om rond te komen (bron).
Op zondagochtend ging de hele familie naar de Hervormde kerk van Katwijk aan Zee – de enige officieel erkende geloofsgemeenschap na de Reformatie. In dit streng-calvinistische dorp was godsdienstige vroomheid vanzelfsprekend. Er werd catechisatie gegeven en preken gehouden door de dominee, en men hield zich trouw aan de sabbath – werk was dan verboden en het dorpsleven lag stil. Katwijk was dan ook een gemeenschap waarin de gereformeerde kerk een grote rol speelde (bron). Een dorpsbord in latere eeuwen zou dit treffend samenvatten: de visserij, het gezinsleven aan zee en de kerk waren al eeuwenlang de drie pijlers van Katwijk (bron). De oude dorpskerk zelf stond sinds 1572 in de duinen bij het binnendorp – destijds was die door Spaanse troepen in brand gestoken, waarna hij provisorisch was hersteld (bron). In Claes’ jeugd was het een sober, enigszins vervallen gebouw, maar nog altijd het centrum van kerkgang, tucht en sociale steun in het dorp.
Het leven in Katwijk was hard en onzeker. Stormen en hoge vloedgolven sloegen met grote regelmaat huizen neer. Echte rampen werden vastgelegd in brieven en verzoekschriftjes: zo maakten de Katwijkse gezworenen in 1632 aan de Staten van Holland bekend dat er sinds 1600 al zo’n 150 huizen ‘door zee waren weggespoeld’ (bron). Men bouwde dan nieuwe huisjes weer iets verder van de branding, maar al snel sloeg de zee keer op keer huizen en duinen weg. Ook het gestichtte weeshuis bij de kerk, dat al in 1615 werd geopend, herinnert aan de tol van de zee: vele vissers bleven inderdaad met jonge kinderen achter nadat hun vader of echtgenoot op zee was omgekomen (bron). Katwijkers waren berucht om hun moed bij reddingen van strandingen, maar soms hadden ze er geldigheid in, want geredde lading werd vaak gevorderd.
Daarnaast werden de mensen regelmatig getroffen door ziekten. In de jaren 1623–1626 kende heel Holland een tyfus- of pestepidemie, waarbij ook Katwijk zwaar te lijden had (bron). Dergelijke ziektedreigingen horen onlosmakelijk bij het beeld van de zeventiende eeuw. In die angstige jaren van weinige medische kennis groeide Claes op: hij zag kennelijk hoe het lijden om zich heen toesloeg en dat slecht voedsel of gebrek aan hygiëne ongenode gasten op het strand aantrok. Rond 1625, nog als jongen van een jaar of tien, zal hij op de been zijn naar de kerk, wachtend op de diensten en mogelijk rondlopende ziektedragers ontwijkend.
Toch groeide Claes als gezonde jongeman op tussen al dat zeegolven en gedruis. Hij stond met zijn familie elke dag vroeg op om het logge bomschuitje (het later uit deze streek ontstane vissersschip) voor te bereiden, netten te klaren en proviand in te slaan. Katwijkers visten onder verschillende omstandigheden: ‘onder het Scheveningse weer’ of onder het windstil weer (‘te versche’), soms met vlakbij de kust gezichten, soms – vooral als het om haring ging – op open zee volgens de vlootmethode (de vleet). De visvangst ging via de zogeheten visafslag op het strand, streng in de gaten gehouden door de dorpsofficials. Katwijker vissers mochten zelf niet veel haring ‘kaken’ (d.w.z. in hun boten verwerken) vanwege oude verboden, dus werd de gevangen haring vaak meteen op het strand gezouten en opgeslagen. Het was een kostbaar leven: bij terugkeer van zee weegde de schipper de vangst in de visketel van de veilingmeester, hield belasting in – een deel voor de kerkenkas van Rijnland en de diaconie van Katwijk – en verdeelde de opbrengst volgens vaste regels, waarbij de vissers alleen achterbleven met de nettowinst van een slechte vangst (bron, bron). Vader Willem Grau was erbij als tussenpersoon en kerkenraadslid; Claes hielp ongetwijfeld met alles, van het aanlanden van de vis bij eb tot het invlechten van nieuwe netten in de donkere winteravonden.
Schoolgang was beperkt. In zeedorpen leerden kinderen lezen en schrijven vaak van de dominee of de schoolmeester. Claes kreeg net genoeg geleerd om in een kerkboek dopen en huwelijken te kunnen bijhouden en had het Lutherse catechismus geleerd. Hij kende de Psalmen uit het hoofd. Maar het boerenwerk en het vissersvak trokken hem harder: onder vader Willem’s leiding leerde hij op zee te navigeren met ankers, kompas en eenvoudig globaal lijnennet, en langzaam nam hij meer verantwoordelijkheden over. Zijn moeder leerde hem brood bakken en de dikke smurrie klaarmaken waarmee vis gezouten werd. Zijn oudere zus Trijn leerde hem breien van een wollen trui, want ook een Katwijks onderscheidingstuk was de warme wollen trui (al iets later dan zijn jeugd, leren we van het Katwijks museum).
Hoe anders moest het zijn voor de kinderen in vredevolle dorpen! Katwijk daarentegen was áltijd kwetsbaar. Soms spotte men in de verte oorlogsschepen – immers, de Tachtigjarige Oorlog met Spanje duurde voort, en walvisvaarders en kapers voerden hun strijd in de Noordzee. Nog in zijn tijd herinnerde men zich dat Spaanse soldaten in 1572 de oude kerk hadden aangevallen (bron). De banden tussen Katwijk en de prins van Oranje waren echter sterk; van al dat oproer aan land was Claes zelf nauwelijks getuige geweest.
Jaar na jaar ging zijn jeugd voorbij zoals eb en vloed. In de jaren dertig trof het lot zijn familie hard: in 1633 overleden twee van zijn broers, Dirck en Crijngen. (Of het door een nieuwe ziekte-epidemie kwam, is onduidelijk, maar die akelige herfst storm van dat jaar trof niet ver daarvandaan ook dorpen in Zeeland hard (bron, bron).) En in 1639 slaagde het noodlot erin ook zijn oudste zus Trijn voortijdig te laten heengaan. Tijdens Claes’ jeugd waren de verliezen kennelijk groot: in heel Katwijk circuleerden lange rouwperioden en talloze bidprentjes na elke ramp en ziektegolf.
Tegen het midden van de jaren veertig was Claes inmiddels een volwassen man van bijna dertig. Hij had net geen eigen schip, maar voer af en toe als opvarende mee met bekendere Katwijkse schippers. In 1645 was de tijd rijp: Claes Willemsz. trouwde, en maakte daarmee een nieuw begin als huisvader. Anders dan zijn leeftijdsgenoten in Katwijk trad hij door het huwelijk niet toe tot de groep volwassen vissers-eigenaren van Katwijk, maar zijn toekomst zou zich verder afspelen in de plaats Schiedam waar hij na zijn huwelijk vestigde. De geboorteplaats van zijn echtgenote Annetge Cornelisdr Bom.
Huwelijk van Claes Willemsz en Annetge Cornelisdr Bom
Op 14 mei 1645 werd in de Nederduits Gereformeerde Gemeente van Schiedam, in de Grote of Sint Janskerk, het kerkelijk huwelijk ingezegend van de ongeveer 25-jarige Claes Willemsz, jongeman van Catwijck op Zee, en de eveneens ongeveer 25-jarige Annetge Cornelisdr Bom, jongedame afkomstig uit Schiedam. Deze huwelijksverbintenis werd voorafgegaan door officiële afkondigingen (ondertrouw) in zowel de woonplaats van de bruidegom als die van de bruid, geheel volgens de gangbare kerkelijke en burgerlijke voorschriften van de tijd.
De bruidegom – Claes Willemsz, jongeman van Catwijck op Zee
Claes Willemsz was een jongeman afkomstig uit het vissersdorp Katwijk aan Zee, gelegen aan de Hollandse kust. Zijn leeftijd werd in de inschrijvingen geschat op circa 25 jaar, wat doet vermoeden dat hij rond 1620 geboren werd. In de kerkelijke registers van de Nederlandse Hervormde Kerk van Katwijk werd hij aangeduid als “Claes Willemsz jong van Catwijck op Zee”, waarmee werd aangegeven dat hij niet eerder gehuwd was. Het is aannemelijk dat Claes uit een maritieme familie stamde, zoals gebruikelijk in Katwijk, waar veel jonge mannen opgroeiden in een gemeenschap die leefde van de visserij, scheepvaart of aanverwante ambachten. Zijn vertrek naar Schiedam om zich daar te vestigen wijst mogelijk op werkgelegenheid in de havenstad, of op familiebanden of economische motieven die hem naar de Maasstad trokken.
De bruid – Annetge Cornelisdr Bom, jongedame van Schiedam Annetge Cornelisdr Bom was een jongedame van Schiedam, eveneens rond de 25 jaar oud, waarmee ook haar geboorte rond 1620 te dateren valt. De vermelding “jongedame” betekent dat ook zij ongehuwd was bij het aangaan van dit huwelijk. Haar achternaam “Bom” komt in deze periode in Schiedam voor in verschillende doop- en trouwregisters, wat suggereert dat ze deel uitmaakte van een lokaal gevestigde familie. Hoewel haar beroep of stand niet expliciet vermeld staat, duidt de aard van de huwelijksvoltrekking en haar afkomst uit Schiedam op een stedelijk milieu, mogelijk ambachtslieden- of middenklassefamilie.
Ondertrouw en burgerlijke huwelijksaankondigingen
De weg naar het huwelijk werd voorbereid met twee formele stappen:
- 23 april 1645 – Ondertrouw in Katwijk aan Zee
In de Nederduits Gereformeerde Kerk van Katwijk werd op deze datum de eerste afkondiging van het huwelijk gedaan, zoals gebruikelijk in de woonplaats van de bruidegom. Deze stap is terug te vinden in de originele Doop-, Trouw- en Begraafregisters (DTB) van Katwijk, een bron die tegenwoordig digitaal beschikbaar is via FamilySearch en het Nationaal Archief Inventaris 3.04.16.061, inventarisnummer 10, scan 23). - 26 april 1645 – Burgerlijke inschrijving voor het gerecht te Schiedam
In de gerechtelijke registers van Schiedam werd het huwelijk drie dagen later officieel ingeschreven. Dit burgerlijk huwelijk (de zogenaamde ondertrouw voor het gerecht) werd voltrokken volgens de regels van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waarbij ook de toestemming van beide partijen werd vastgelegd. Deze stap was noodzakelijk voor alle huwelijken, ongeacht het kerkgenootschap.
Kerkelijke inzegening – 14 mei 1645
De huwelijksinzegening vond plaats op 14 mei 1645, in de Nederduits Gereformeerde Gemeente van Schiedam. De locatie was de Grote of Sint Janskerk, het grootste en oudste kerkgebouw van de stad, waar de meeste plechtigheden van de gereformeerde gemeente plaatsvonden. De ceremonie werd geleid door een predikant van de gereformeerde kerk, waarbij het bruidspaar na drie afkondigingen in de voorgaande weken in het openbaar hun ja-woord gaf voor God en de gemeente. De inzegening ging gepaard met de gebruikelijke preek, schriftlezing, en huwelijkszegen, geheel in lijn met de liturgische gebruiken van de gereformeerde kerkorde na de synode van Dordrecht (1618–1619).
Historische context en betekenis
Dit huwelijk werd gesloten in een periode van relatieve rust en economische voorspoed in de Gouden Eeuw, waarin steden als Schiedam bloeiden door handel, branderijen en scheepvaart. Dat Claes Willemsz zich als jonge man uit Katwijk hier vestigde en met een lokale vrouw trouwde, past in het beeld van toenemende mobiliteit en integratie van verschillende regionale bevolkingsgroepen in de Hollandse steden.
De registraties in zowel Katwijk als Schiedam bevestigen de zorgvuldigheid waarmee huwelijkspartijen in deze tijd aan de kerkelijke en burgerlijke vereisten moesten voldoen. De verwijzing naar de Doop-, Trouw- en Begraafregisters (DTB), met exacte vindplaats via FamilySearch en het Nationaal Archief, onderstreept de historische betrouwbaarheid van de gebeurtenis.
Conclusie
Het huwelijk van Claes Willemsz van Katwijk aan Zee met Annetge Cornelisdr Bom van Schiedam op 14 mei 1645 was een formeel en kerkelijk goedgekeurd verbond, voorafgegaan door juiste aankondigingen en vastgelegd in zowel lokale als stedelijke registers. Het huwelijk weerspiegelt de zorgvuldige procedures van de gereformeerde kerk en burgerlijke overheid in de zeventiende eeuw en illustreert tevens de sociale mobiliteit en regionale verbondenheid binnen de Republiek der Nederlanden.

Huwelijksaankondiging Trouwboek ca. 1600, 1614-1619 Katwijk aan Zee – Trouwen Claes Willemsz Jong van Catwijck op Zee en Annetge Cornelisdr Jongd. van Schiedam.
Bron; FamilySearch
Klapper op trouwaangiften 1610-1649 Schiedam.
Bron; FamilySearch
Registers van de Burgerlijke Administratie Schiedam Huwelijken 1576-1741.
Bron; FamilySearch
Gerechten van Schiedam – Trouwen Claes Willemsz en Annetge Cornlisdr (1645)
Bron; SchiedamGEN (DTB, Trouw – 0713 – 0141)


Nederduitsche Gereformeerde Gemeente – Trouwen Claes Willemsz en Annetge Cornlisdr (1645)
Bron; SchiedamGEN (DTB – Trouw – 0262 – 0041)
Annetge Cornelisdr Bom
Annetge Cornelisdr is geboren in 1626 in Schiedam als kind van Cornelis Bastiaensz Bom en Dieuwertgen Jansdr. Annetge Cornelisdr is overleden na 1691 (zie Oud-rechterlijk archief van Schiedam 1688-1694 Inventaris 352), ongeveer 66-67 jaar oud in Schiedam.
Van Annetge Cornelisdr is geen doopakte terug te vinden omdat deze familie niet Nederduits hervormd / Hervormde gemeente (zoals Claes Willemsz) was, maar behoorde tot Doopsgezinde Gemeente. Op zich wel bijzonder dat beide huwelijkspartners allebei een ander geloof aanhingen. In de pagina Genealogie familie Bom is hier meer over te lezen. Dat zij toch voor de Nederduitsche Gereformeerde Gemeente trouwde is op zich niet bijzonder. Huwelijken tussen doopsgezinden werden van oudsher in de eigen kerk gesloten. Al verzette de Gereformeerde Kerk zich tegen dat gebruik, de wereldlijke overheid trad, naar het schijnt overal, soepel op.
Annetge Cornelisdr werkte tussen 1651-1654 in het Sint Jacobs-Gasthuis in Schiedam, een gasthuis ten behoeve van de arme mensen, de behoeftige zieken, bejaarden, afgeleefden en zwervers als binnenmoeder. De dagelijkse leiding binnen het gasthuis berustte bij de binnenmoeder, die in haar taken werd bijgestaan door een knecht, later genaamd binnenvader. De binnenmoeder en -vader dienden ingezetenen van Schiedam te zijn en de ‘ware gereformeerde religie’ te belijden. Onder leiding van de binnenmoeder waren twee ‘meyden’ of ‘dienstmaaghden’ werkzaam die met huishoudelijke taken zullen zijn belast geweest.
Bron; Gemeentearchief Schiedam – Inventaris van het archief van het Sint Jacobs-Gasthuis, 1286-1987
Kinderen van Claes Willemsz en Annetge Cornelisdr
- Willem Claesz, geboren in 1647 en gedoopt op 25 januari 1647 in Schiedam.
- N.N. van Katwijk, geboren in 1676 en overleden op 29 april 1676 in Schiedam.
Het uitzicht vanaf het water op Schiedam moet in de tijd eruit hebben gezin als op onderstaande tekening van Gaspar Bouttats.
Overlijden Claes Willemsz van Catwijck
In de Nadere Toegang 242, Gerechten van Schiedam, Register van Overledenen, inventarisnummer 633 ben ik de vermelding tegengekomen van de begrafenis van Claes van Catwijck op 18 augustus 1686. Tijdens mijn bezoek in 2015 aan het Stadsarchief van Schiedam heb ik daar op microfiche de originele akte gevonden (Folio 135V-3062).
Claes Willemsz van Catwijck is overleden, ongeveer 71 jaar oud in 1686 te Schiedam en begraven op 18 augustus 1686 aldaar.
In de overlijdensakte staat vermeld dat hij ten tijde van overlijden in de Brestraet (Breedstraat) woonde (zie plattegrond van Schiedam, 1598 van Jacob de Gheyn voor de locatie van de Brestraet in het geel aangegeven).
Aanvullende informatie en gegevens over Claes Willemsz van Catwijk
Oud-rechterlijk archief van Schiedam 1667-1670 Nadere toegang 89 Inventaris 347:
168v. 22-04-1669. Barbara Andriesdr. tevoren gehuwd geweest met Arien Eliasz. en nu gehuwd met Jan van Hijn chirurgijn te Maassluis verkoopt Claes Willemsz. van Katwijk op Zee en vermits diens absentie aan zijn vrouw Annetgen Cornelisdr. die de gift is aannemende van een huis en erf gelegen in de Breestraat, belend Z de weduwe van Hendrick Eeuwoutsz. en N Engebrecht Fransz., strekkende voor van de straat tot achter aan de Zijlsloot, alles volgens de oude waarbrief (*) van 23-04-1661, belast met een rentebrief van 200 gld tbv IJsbrant Willemsz. van Rhijt, voor 50 gld boven de belasting in gereed geld ontvangen.
(*) Brief van vrijwaring bij eigendomsoverdracht, blijkens de aanh. ook de beschrijving van het eigendom en van de schulden, lasten e.d. die ermee verbonden zijn bevattend; blijkens sommige aanh. mog. ook met de waarde van: koopakte.
Bron: Gemeentearchief Schiedam – Nadere toegang 89 Giftboek, 2 april 1667-20 mei 1670
Oud-rechterlijk archief van Schiedam 1670-1675 Inventaris 348:
26. 10-10-1670. Jobgen Jansdr. weduwe Hendrick Eeuwoutsz wonende alhier verkoopt Jan Jansz.. een huis en erf in de Breestraat alhier, bekend O Claes van Catwijck en W Aryen Ouwater, strekkende voor van de straat tot achter aan de Zijlsloot, alles volgens de oude brief van 19-10-1648 voor 90 gld door verkoopster in gereed geld ontvangen.
Bron: Hollandse Genealogische Databank – Oud Rechtelijk Archief van Schiedam 1670-1675, Inventarisnr. 348.
Oud-rechterlijk archief van Schiedam 1670-1675 Inventaris 348:
19-12-1670. Jan Jansz. wonende alhier schuldig aan Maria Willemsdr. Maen weduwe Cornelis Galeynsz. Keyser een losrente van 3 gld 7 st 8 per jr (hoofdsom 75 gld). Waarborg een huis en erf in de Breestraat alhier, belend O Claes van Cadtwijck en W Aryen Ouwater, strekkende voor van de straat tot achter aan de Zijlsloot.
Bron: Hollandse Genealogische Databank – Oud Rechtelijk Archief van Schiedam 1670-675, Inventarisnr. 348.
Oud-rechterlijk archief van Schiedam 1683-1688 Inventaris 351:
16. 18-09-1683. Dezelfde in kwaliteit als voren verkoopt Guillaume van Eere een huis en erf gelegen in de Breestraat toebehoord hebbende Jan Jansz., belend N Claes van Katwijck en Z Cornewlis Ouwater, strekkende voor van de straat tot achter aan de Zijlsloot, voor 21 gld in gereed geld ontvangen.
28v. 18-12-1683. Guilliaem van Eere wonende binnen dezer stede verkoopt Pieter Jansz. Baen een huis en erf gelegen in de Breestraat, belend N Claes van Catwijck en Z Cornelis Ouwater, strekkende voor van de straat tot achter aan de Zijlsloot, oude waarbrief van 18-09-1683, voor 21 gld in gereed geld ontvangen.
132v. 08-05-1685. Meltgen Ariensdr. weduwe en boedelhoudster van Vranck Centenz. van Adrighem verkoopt Jacob Jansz. van den Swaluff waarvoor diens huisvrouw als mondeling last hebbende van haar man de gift is ontvangende van een huis en erf gelegen aan de westzijde van de vaart in het Broersvelt, belend N Claes van Catwijck en Z. Hugo Andriesz., strekkende voor van de straat tot achter aan ‘s-heren bansloot, oude waarbrief van 08-05-1677, voor 120 gld welke koopsom koper onder zich houdt op rente van 4% per jr. 133
Bron: Hollandse Genealogische Databank – Oud-rechtelijk archief van Schiedam, Inventarisnummer 351, Giftboek.
Oud-rechterlijk archief van Schiedam 1688-1694 Inventaris 352:
155v. 24-11-1691. Jacob Swanshoeck ontvanger van de verponding verkoopt met toestemming van de burgemeesters van Schiedam aan Jacob Jacobsz. van der Linden het huis en erf van de weduwe van Claas van Catwijck gealimenteerd(*) wordende in het St Jacobs Gasthuis gelegen aan de westzijde van de Breestraat, belend Z met een vrije en eigen gang tot achter aan het huis van Pieter Jansz. Baan en N Engebrecht Fransz., strekkende voor van de straat tot achter aan de Zijlsloot, voor 81 gld in gereed geld ontvangen.
(*) Houdt in dat de weduwe van Claas van Catwijck in haar levensonderhoud werd bijgestaan.
Bron: Hollandse Genealogische Databank – Oud-rechtelijk archief van Schiedam, Inventarisnummer 352, Giftboek.