Belangrijke plaatsnamen
Omdat van Katwijk een zogenoemde familienaam of toenaam is kunnen we aannemen dat onze voorvader de naam heeft afgeleid van de plaats waar hij vandaan kwam. Op oude kaarten komen de volgende plaatsen voor;
- Catwyck op Zee of Katwijck op Zee (nu Katwijk aan Zee in Zuid-Holland;
- Catwyck op Ryn of Katwijck op Rhijn (nu Katwijk aan de Rijn in Zuid-Holland;
- Catwyck, een gehucht tussen Pijnacker en Zoetermeer in Zuid-Holland.
- Catwijck (nu Katwijk aan de Maas), onderdeel van de gemeente Cuijk in Noord-Brabant.
Katwijk (Catwyck/Catwijck) is een zeer oude nederzetting aan de Nederlandse kust. “Cat” in Catwyck is mogelijk afgeleid van Katten, Chatti of Chatten, een stam van de Canninefaten, gelegen in het huidige Duitsland. Oorspronkelijk schijnt deze stam uit Hessen te komen, aangezien Tacitus ze noemt in de “Germania”. Het achtervoegsel -wijk komt van het latijnse woord vicus dat dochternederzetting of handelsplaats of wijk van betekent en zou dus betrekking hebben op “wijkplaatsen”, dus plaatsen waarnaar men uitweek.
Verder heb ik het volgende verklaring gevonden op de website “Plaatsen en hun betekenissen” ; Katwijk, Zuid Holland. De stam der Katten uit het land verdreven hebben zich om de oude mond van de Rijn gezet en de naam van beide Katwijken is hiervan afkomstig. Katwijk aan de Rijn of Katwijk Binnen, bij Rijnsburg, het kerkzegel heeft dan ook : ‘Catti aborigines Batavorum: de Katten zijn de stamvaders van de Batavieren’. Batavieren waren afkomstig van de Katten, Tacitus: ‘ze wonen in een eiland dat rondom door de Rijn bespoeld wordt en zijn eerder een gedeelte van de Katten geweest’. Later kregen de Friezen de overhand en bleven de Batavieren in dat gedeelte van Batavie wat nog de naam van Betuwe heeft.
In de jaren-80 van de eerste eeuw na Chr. vochten ze een reeks oorlogen tegen Claudius en Domitianus waarbij ze wel voortdurend het onderspit moesten delven. In 162 en 170 kwamen de Chatten nog eenmaal als agressors in de geschiedenisboeken met hun invallen in het huidige Zuid-Duitsland en België. Daarna verdwenen de Chatten als zelfstandige stam. Waarschijnlijk gingen ze op in de Franken aan het begin van de zesde eeuw. C. Cornelius Tacitus, Romeins consul, historicus, schrijver en redenaar. Hij wordt vaak gezien als de grootste historicus van Rome levert twee bronnen voor de Chatten:
- De Germania
- De Annales
De Nederlandse vertalingen van de werken van C. Cornelius Tacitus vertaald door Pieter Corneliszoon Hooft uit 1684 zijn hier terug te vinden in C. Cornelius Tacitus Jaarboeken en Historien, ook zyn Germanië, en ‘t Leeven ….
De Catten ondernamen, hetzij om dat zij, ten aanzien van de uitgebreidheid van hun land te veel vermenigvuldigde, of omdat zij onderling onenigheid hadden of door hun drang om nieuw woonplaatsen te bezitten lieten zij zich de Rijn afzakken tot in ons land en vestigde zich in onbewoonde of aan niemand toebehoren gebieden. In onze geschiedenisboeken maakte hiervan, de aankomst van de Batavieren. Het waren dus eigenlijk geen Batavieren, maar een afsplitsing van het volk de Catten.
Zie ook meer oude informatie over de Catten in:
- Het Vaderlandsch Woordenboek door Jacobus Kok uit 1780, lees meer hierover hier.
- Catti aborigines Batavorum (de katten de voorouders der Batavieren …) door Adrianus Pars, Pieter van der Schelling, lees meer hierover hier.
Men vindt Cat of Kat ook terug in andere plaatsnamen in Nederland, bijvoorbeeld Kattendijke (Zuid-Beveland), Catswoude, nu Katwoude, ect. Het achtervoegsel ‘wijk’ zou betrekking hebben op ‘wijkplaatsen’, dus plaatsen waarnaar men uitweek.
LEES MEER OVER