Jacobus Leendert Johannes van Katwijk (1910 - 1965)
Jacobus Leendert Johannes van Katwijk, zoon van Dirk van Katwijk en Johanna Dorst is geboren op 21 november 1910 om twaalf uur ‘s middags in een huis staande aan de Wilhelminastraat 100 – 2 hoog te Amsterdam. Johannes Leendert Jacobus is aangegeven en ingeschreven bij de burgerlijke stand te Amsterdam op 22 november 1910 door zijn vader Dirk.
Geboorteakte Gemeente Amsterdam
Bron: Stadsarchief Amsterdam
Uiterlijke kenmerken
Naast de zwart-wit foto’s kunnen we aan de hand van het Militieregister en paspoortaanvraag we redelijk nauwkeurig beeld van Jacobus Leendert Johannes schetsen. In deze militieregisters is de administratie van alle mannen die werden opgeroepen voor de dienstplicht bijgehouden. De bron is landelijk bewaard gebleven en is opgetekend in de periode van 1814 tot en met 1941.
In het militieregister van 16 april 1929 waarin Jacobus Leendert Johannes op 19-jarige leeftijd is opgenomen kunnen we terug vinden dat hij 167 cm groot was. Jacobus Leendert Johannes was tijdens zijn keuring voorgoed ongeschikt verklaard volgens het keuringsreglement nummer 254, wat betekent dat hij “een verkromming had van de ruggengraat (scoliosis, kyphosis, lordosis) in dien graad, dat daardoor bij den gekleeden man wanstaltigheid duidelijk zichtbaar is”.
Uit zijn paspoortaanvraag op 15 februari 1942 lezen we dat zijn gelaat (gezicht) ovaal was met blond haar en blauwe ogen.
Homoseksualiteit
Uit de gesprekken met de familie is naar voren gekomen dat Jacobus Leendert Johannes homoseksueel was. Begin 1900 werd homoseksualiteit in Nederland niet geaccepteerd en vele mensen in die tijd zagen het als een ‘afwijking’. Na 1900 was de tijdgeest onverbiddelijk in het voordeel van de tegenstanders van homoseksualiteit. Christelijke partijen zagen hun aanhang en macht groeien, waardoor zij in staat werden gesteld om hun normen aan de maatschappij op te leggen. Dit betekende onder andere een aanpassing van de seksuele wetgeving. Voortaan was elk homoseksueel contact van een meerderjarige met een minderjarige tussen de 16 en 21 jaar oud, verboden. Heteroseksueel contact mocht wel! Op grond van deze wet, artikel 248bis, had de politie het recht om verdachten te registreren en in de gaten te houden.
De Nederlandse overheid voerde doelgericht actie om te verhinderen dat er een netwerk van homoseksuele verenigingen en ontmoetingsplaatsen zou ontstaan. In Amsterdam werd hiervoor in 1920 speciaal iemand voor aangenomen: brigadier Jasper van Opijnen. Tot 1946 verzamelde hij informatie, hield hij lijsten van homoseksuelen bij en deed hij invallen in homobars en andere gelegenheden om te voorkomen dat homoseksuelen zich gingen verenigen.
Tijdens de tweede wereldoorlog was het allemaal nog lastiger. Homoseksualiteit was binnen het gedachtegoed van de nazi’s een misdrijf: seks tussen mensen van hetzelfde geslacht droeg niet bij aan de verspreiding van het Arische ras. In 1940 maakte Duitsland homoseksualiteit ook in Nederland strafbaar. De wet gold voor ieder homoseksueel contact, met als maximale straf een celstraf van vier jaar. De Duitse bezetting zou vijf jaar lang duren. Het einde van de Tweede Wereldoorlog betekende voor de positie van homoseksuelen een lichte verbetering. Verordening 81 werd afgeschaft, maar artikel 248bis bleef wel gehandhaafd. Ook bleef de zedenpolitie homoseksuelen nauwlettend in de gaten houden en groeide ook het aantal veroordeelden van overtreding van 248bis. Pas in de jaren ’60 werd de situatie voor de homoseksuelen beter. De Nederlandse samenleving maakte een grote verandering door. Jongeren en vrouwen eisten meer vrijheid om hun eigen leven te leiden. Ook homo’s en lesbiennes gingen de straat op om gelijke rechten te eisen. In Nederland groeide het begrip voor homoseksualiteit. Anders-zijn werd niet langer gezien als een ‘afwijking’, maar als een keuze of natuurlijk gegeven.
Al met al moet het lastig voor Jacobus Leendert Johannes geweest zijn al kon hij in de vrijdenkende wereld van amusement en revue enigszins zijn eigen leven leiden.
Woonadressen
Uit de woningkaarten van de gemeente Amsterdam komt naar voren dat Jacobus Leendert Johannes regelmatig van woonadres wisselde. Tot zijn overlijden in 1965 verhuisde Jacobus Leendert Johannes maar liefst 18 keer! Veelal woonde hij in bij een zogenoemde hospita, een vrouw die een of meer kamers in haar eigen woonhuis ter beschikking stelt aan een kostganger of commensaal of bij een klein gezin.
22 november 1910 – 18 december 1931 – Wilhelminastraat 100, 2-hoog te Amsterdam
Jacobus Leendert Johannes vanaf zijn geboorte tot aan zijn 21st jaar inwonend bij zijn ouders.
18 december 1931 – 27 juli 1932 – Nicolaas Maesstraat 69, 1-hoog te Amsterdam
Jacobus Leendert Johannes huurt een kamer bij de familie Lebas, een moeder met twee dochters.
22 juli 1932 – 10 november 1932 – Overtoom 118, 2-hoog te Amsterdam
De familie Lebas gaat verhuizen naar de Overtoom 118 en Jacobus Leendert Johannes verhuist mee en huurt nog voor een half jaar een kamer voordat hij besluit een eigen woning te huren.
10 november 1932 – 12 april 1934 – Bosboom Toussaintstraat 43, 2-hoog te Amsterdam
Jacobus Leendert Johannes huurt op zijn 22st voor het eerst eigen woning op de 2e verdieping.
12 april 1934 – 8 januari 1934 – 3e Helmerstraat 17, 2-hoog te Amsterdam
Waarschijnlijk kon Jacobus Leendert Johannes zijn huurkosten niet opbrengen en gaat wederom een kamer huren bij de familie J. Luijteraar, een gezin bestaande uit een man, vrouw en dochter.
8 januari 1934 – 27 september 1934 – Eerste Constantijn Huijgensstraat 35, 2-hoog te Amsterdam
Jacobus Leendert Johannes gaat weer terug naar de familie Lebas om daar weer een kamer te huren.
27 september 1934 – 5 december 1934 – Gerard Terborgstraat 47, bovenhuis te Amsterdam
Jacobus Leendert Johannes huurt voor twee maanden een kamer bij de 59-jarige weduwe mevrouw J. de Rijke. Gelijktijdig huurde Cornelis H. Wijnen daar een kamer.
5 december 1934 – 14 mei 1935 – Boterdiepstraat 48, 2-hoog te Amsterdam
Jacobus Leendert Johannes huurt samen met Cornelis H. Wijnen een woning. In mei 1935 vertrok Jacobus Leendert Johannes, Cornelis bleef achter en vertrek enkele maanden later.
14 mei 1935 – 7 september 1936 – Rivierenlaan 106 te Amsterdam
Jacobus Leendert Johannes huurt een kamer bij de familie J. Schotel totdat deze hun woning opzeggen. Jacobus Leendert Johannes moet noodgedwongen weer verhuizen.
7 september 1936 – 10 maart 1937 – Kuinderstraat 51, 1-hoog te Amsterdam
Jacobus Leendert Johannes huurt voor een half jaar een kamer bij de familie J. Harman, een gezin bestaande uit man, vrouw en dochter.
10 maart 1937 – 18 februari 1938 – Prinsengracht 487, 2-hoog
Jacobus Leendert Johannes huurt een kamer bij de gezusters Johanna en Maria Scholtz.
18 februari 1938 – 1 januari 1939 – Kerklaan 27 te Weesp
Jacobus Leendert Johannes gaat weer tijdelijk bij zijn ouders in Weesp wonen.
1 januari 1939 – 28 november 1939 – Keizersgracht 639 bovenhuis
Jacobus Leendert Johannes gaat inwonen bij de familie Arnoldus Mulder, een gezin bestaande uit man, vrouw en dochter en verhuist samen met hun naar het volgende adres.
28 november 1939 – 9 augustus 1940 – Stadhouderskade 63 Bovenhuis te Amsterdam
Jacobus Leendert Johannes betrekt samen met de familie Mulder een bovenhuis alwaar hij een kamer huurt totdat de familie Mulder zijn huur opzegt en vertrekt.
Duitsland bezet Nederland en in mei 1940 begint de tweede wereldoorlog.
9 augustus 1940 – 4 februari 1944 – Van Brakelstraat 35 HS te Amsterdam
Gedurende het grootste deel van de oorlog huurt Jacobus Leendert Johannes benedenhuis. In deze periode was hij boekbinder van beroep. Op 24 februari 1943 is Jacobus Leendert Johannes op transport gezet om in tewerkgesteld in het Aufnahmegebiet Brandenburg-Berlijn te werken (zie hierover verderop meer). Bij terugkomst uit Duitsland gaat hij inwonen bij zijn moeder in Weesp.
4 februari 1944 – 16 juli 1945– Kerklaan 27 te Weesp
Teruggekeerd uit Duitsland en in het laatste deel van de oorlog woont Jacobus Leendert Johannes in bij zijn moeder, zijn vader Dirk was overleden op 5 augustus 1942.
16 juli 1945 – 31 oktober 1945 – Reguliersgracht 15 huis te Amsterdam
Jacobus Leendert Johannes gaat inwonen bij de familie Algera alwaar Engelinus Johannes Rogge (°1921) op 4 oktober bij in trekt.
31 oktober 1945 – 23 mei 1965 – Waterlooplein 121 3-hoog te Amsterdam
Jacobus Leendert Johannes betrekt samen met Engelinus Johannes Rogge de derde etage. Op 11 februari 1957 emigreert Engelinus naar Melbourne Australie.
Op 29 november 1948 komt zijn moeder Johanna vanuit Weesp bij hun intrekken en verhuist op 8 februari 1958 naar Amstel 51, het bejaardencomplex Amstelhof te Amsterdam waar momenteel het museum “De Hermitage” is gevestigd.
Jacobus Leendert Johannes blijft daar wonen tot aan zijn noodlottig ongeval op 23 mei 1965
Reguliersgracht te Amsterdam
Bron; Beeldbank Amsterdam
Prinsengracht te Amsterdam
Bron; Beeldbank Amsterdam
Keizersgracht te Amsterdam
Bron; Beeldbank Amsterdam
Gerard Terborgstraat te Amsterdam
Bron; Beeldbank Amsterdam
Waterlooplein te Amsterdam
Bron; Beeldbank Amsterdam
Rivierenlaan te Amsterdam
Bron; Beeldbank Amsterdam
Tewerkstelling 1940-1945
In de Tweede Wereldoorlog werden arbeiders uit de bezette gebieden tewerkgesteld in Duitsland, zo ook Jacobus Leendert Johannes, hij is op 24 februari 1943 op transport gezet om in tewerkgesteld in het Aufnahmegebiet Brandenburg-Berlijn te werken. Ten behoeve van zijn tewerkstelling was een paspoort aangevraagd (zie hierboven).
In eerste instantie was de tewerkstelling vrijwillig. Maar dat leverde niet voldoende arbeidskrachten op en maart 1942 werd een verordening aangenomen over verplichte tewerkstelling in Duitsland. Veel arbeiders keerden illegaal terug en doken onder. Vanaf mei 1943 werden alle mannen tussen 18 en 35 jaar verplicht zich voor werk in Duitsland aan te melden. Wie zich niet aanmeldde werd gestraft en vanaf oktober 1944 werden ook razzia’s gehouden om mannen op te sporen om in Duitsland te gaan werken. De laatste grote actie dateert van januari 1945. Toen moesten alle mannen tussen 17 en 40 jaar zich melden voor deportatie naar Duitsland.
De eerste arbeidsbemiddeling naar Duitsland werd georganiseerd door de Gemeentelijke Arbeidsbeurs die dateerde van voor de Tweede Wereldoorlog. De Duitse bezetter reorganiseerde de arbeidsbemiddeling naar Duits model. Arbeidsbemiddeling werd een taak van de Rijksoverheid en in Amsterdam was vanaf 1 mei 1941 een Gewestelijk Arbeidsbureau verantwoordelijk voor de arbeidsbemiddeling. Dit betekende een directeurswisseling, maar verder bleven de meeste ambtenaren in dienst. Het archief van het Gewestelijk Arbeidsbureau bestaat uit Transportlijsten en Staten en maakt deel uit van het archief van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs.
Kostja de conferencier
Jacobus Leendert Johannes van Katwijk, beter bekent onder de artiestennaam Kostja was een Nederlands conferencier en acteur.
Hij trad als kleine jongen al op in operettes en was later een verwoed amateurspeler en -regisseur. Op 23 augustus 1945 trad hij voor het eerst op als beroepsartiest in Amsterdam, later volgden tournees door Duitsland, Zwitserland en België. Ook was hij een frequent radio-artiest. Hij trad op als sneldichter en had een grotendeels plat Amsterdams repertoire. Uit de roulatie geraakt moest hij een ander vak kiezen. Als reisleider kwam hij op 23 mei 1965 om het leven bij een verkeersongeluk in Oostenrijk.
Een overzicht van de voorstelling die in première is gebracht en waarin hij is opgetreden en voor zover geregistreerd in de Productiedatabase.
Theatervoorstelling “De vrolijke splinters”, in première 31 januari 1948 van een onbekende producent.
Team Rolverdeling: Lien de Jong, Niek Godaert, Ditty Doornbos, Boeda, Kostja van Katwijk en Frans Vrolijk
Bron: Acteurs- en Kleinkunstenaars-Lexicon van Piet Hein Honig, 1984) opgenomen in Productiedatabase.
Krantenberichten
Jacobus Leendert Johannes van Katwijk, onder de artiestennaam Kostja kwam in de jaren 40 regelmatig voor in krantenberichten.
Amusement na de oorlog
In de jaren van wederopbouw na de oorlog bestond er grote behoefte aan amusement. Naast revuevoorstellingen in Carré en radioprogramma’s als ‘De Bonte dinsdagavondtrein‘ waren er voor de artiesten vele schnabbels in het land. Bioscopen vertoonden niet alleen films, er werd ook door variete-artiesten opgetreden. Vaak echter moesten de goochelaars, zangers, conferenciers en accordeonisten onder primitieve omstandigheden hun kunstje doen.
In deze boeiende documentaire over het feestavondencircuit geeft kleinkunstkenner Van Gelder (medewerker NRC) een anekdotenrijk beeld van de hoogtij-jaren van het schnabbelen en het geploeter in de provincie, waarbij een bonte stoet artiesten de revue passeert. De opkomst van de televisie luidde de ondergang van deze amusementssector in. Veel schnabbelartiesten verdwenen van het toneel, maar Rudi Carrell, Johnny en Rijk, Andre van Duin en anderen beleefden juist dankzij dat nieuwe medium hun grootste successen.
Uit het boek “De schnabbeltoer”, het Nederlands amusement in de wederopbouwjaren van Henk van Gelder, uitgegeven in 2009 staat een stukje over Kostja geschreven.
Rijk de Gooyer vertelt dat hij in zijn beginjaren, toen hij alleen nog maar een imitatie van de vooroorlogse revueclown Johan Buziau op zijn repertoire had staan, vaak optrad met de conferencier Kostja van Katwijk. 0p een keer zei Van Katwijk dat hij een schnabbel had op een feestavond van een bedrijf, en dat hij De Gooyer graag mee wilde nemen. Samen zouden ze honderd gulden verdienen, vijftig gulden per man. Dat was een mooi bedrag. Op de avond zelf wendde de directeur van het bedrijf zich achter het toneel tot De Gooyer, om te vragen of het programma misschien ook ruimte bood voor een optreden van zijn echtgenote, die zo mooi piano kon spelen. De Gooyer knikte — niet alleen omdat men zijn opdrachtgever nu eenmaal tevreden moest stellen, maar ook omdat het programma nog wel wat extra vulling kon gebruiken. Hij wenkte Van Katwijk, die het nummer prompt ging aankondigen in de stijl van een populair radioprogramma uit die tijd. ‘Dames en heren,’ sprak hij, ‘in het kader van “Amateurs zetten hun beste beentje voor” vragen we uw aandacht voor mevrouw B., die voor u een pianorecital zal geven.’ Nadat het doek was opgehaald, begaf de vrouw van de fabrikant zich naar de piano. Pas toen bleek dat Van Katwijks woordkeus enigszins ongelukkig was geweest: mevrouw B. had een horrelvoet. Rijk de Gooyer was er zelf bij, maar Bueno de Mesquita ook.
Uit andere verhalen blijkt dat ook de humoristen Kostja van Katwijk en Mak Vawin, die niet tot de grootsten van het vak werden gerekend, herhaaldelijk in de duw-kampen verschenen. Een enkeling kent nog de neuzelige toon waarop Van Katwijk zichzelf aanduidde als een man ‘met weinig haar, maar veel humóóór’ — de laatste lettergreep in Franse stijl uitgesproken. Vawin had tijdens de bezetting enige naam gemaakt door het maken van hondsbrutale, levensgevaarlijke grappen, maar wist die reputatie na de bevrijding niet te verzilveren. Hoewel zij tot het voetvolk van het amusementsbedrijf behoorden, viel er ook voor hen nog wel een boterham te verdienen. Maar voor mannen als Van Katwijk en Vawin lag de top ver buiten hun bereik. Bovenaan op de ladder stonden nog steeds de grootheden Heintje Davids en Lou Bandy, die in 1948 zelfs samen in een revue van producent Bob Peters stonden. Laat de poppetjes dansen heette het spektakel, waarin ook de Kilima Hawaiians een topattractie vormden. Het was de derde grote revue in die dagen, naast de steeds succesvollere Snip & Snap-revue van René Sleeswijk en het revuebedrijf van mevrouw Wiesje Bouwmeester, waar het nog altijd niet was gelukt de gloriejaren met Johan Buziau te evenaren. Op de balletten van dansmeester Jack Bow viel meestal weinig af te dingen, maar de sketches met Johan Elsensohn, Jacques van Bijlevelt, Loekie Bouwmeester alias Stoet Haspel en diens zus Joy Bouwmeester bleven volgens velen in de schaduw van vroeger staan.
Het ongeval
Nadat Kostja uit de roulatie was geraakt moest hij een ander vak kiezen. In 1965 vindt hij een baan als reisleider. In zijn eerste reis op 23 mei 1965 gaat het gruwelijk mis. In de plaats Zirl in Oostenrijk schiet de bus met Kostja voorin naast de chauffeur in een afdaling door de remmen en boort zich frontaal in de muur van een garage. Kostja en drie medepassagiers overleefde het ongeluk niet. Kostja is op 54-jarige leeftijd in zijn geliefde Amsterdam op 28 mei 1965 op de Nieuwe Oosterbegraafplaats begraven.
Nieuwe Schiedamsche Courant 28 mei 1965 | pagina 9
Bron; Gemeentearchief Schiedam
Nieuwe Leidsche Courant 24-05-1965 | pagina 1 en 5
Bron; Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken
Rijk de Gooyer over Kostja van Katwijk
In het dagblad “Het vrije Volk” op zaterdag 9 november 1968 verscheen een artikel waarin Rijk de Gooyer, een van Nederlandse bekendste Nederlandse acteur die tevens naam heeft gemaakt als komiek, zanger, schrijver en columnist vertelt over zijn nieuwe paperback “Krentenbollen, kogels en klatergoud”.
In het artikel kwam Rijk de Gooyer aan het woord en vertelde dat komieken zijn niet altijd vrolijk zijn. Lach dan Paljasso, nietwaar? Daarom bestaat zijn boek “Krentenbollen, kogels en klatergoud” niet alleen uit deijenkletsers. De lach bevriest als Rijk vertelt over het einde van Kostja van Katwijk. ‘Arme Kostja. Hij was altijd de schlemiel. ‘Te slotte had Kostja helemaal geen werk meer. Toen werd hij maar reisleider. ‘Een prachtige baan, Rijk,’ zei hij, ‘regelmatig leven en behoorlijk betaald. Ik geloof dat ik het nou eindelijk voor elkaar heb.’ Zijn allereerste reis was met de bus naar Oostenrijk. Trots zat hij naast de chauffeur: de leider vooraan! In Oostenrijk reed de bus tegen een pui. Kostja op slag gedood.’ Bron; Depher