Scheepssoldijboeken
In scheepssoldijboeken hield de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) haar personeelsadministratie bij. Voor elk VOC-schip dat tussen 1700 en 1795 afvaarde, werd een lijst van opvarenden opgesteld. Per werknemer noteerde de VOC een uitgebreide salarisberekening. De boeken bevatten de gegevens van zo’n 655.000 matrozen, soldaten en ander personeel.
Gegevens in scheepssoldijboeken
Een scheepssoldijboek bevat over elke opvarende de volgende gegevens:
- Namen
- Plaats van herkomst
- Datum van indiensttreding
- Rang of functie bij indiensttreding
- Berekening van het salaris
- Kamer (vestiging) van de VOC waar de opvarende formeel in dienst was (Amsterdam, Zeeland, Delft, Rotterdam, Hoorn of Enkhuizen)
- Naam van het schip
- Datum van vertrek en aankomst van het schip
- Datum, plaats en reden van uitdiensttreding
Registratie van het salaris
In de scheepssoldijboeken werd voor elke opvarende bijgehouden wat de opvarende aan loon verdiende in zijn maanden op zee. Daarnaast werd ook bijgehouden wat de VOC voor hem had uitgegeven voor een scheepskist en andere uitrusting en of de opvarende een maand- of schuldbrief had getekend. Met een maandbrief verplichtte de VOC zich (maximaal drie maanden) loon aan zijn familie uit te betalen. Met een schuldbrief (of obligatie) leende de opvarende een deel van zijn salaris aan de VOC tegen een rentetarief. Aan het einde van de reis volgde de verrekening van schulden en tegoeden en werd het resterende salaris uitbetaald.
Functies van de VOC-opvarenden
De opvarenden van VOC-schepen hadden verschillende functies. Zij waren kapitein, matroos, soldaat of dokter. Ook waren er vaak kooplieden aan boord. De opvarenden kunnen in vier categorieën worden ingedeeld:
- Zeelieden voor het laten varen van het schip: de kernbemanning
- Personen werkzaam voor de VOC-vestigingen in Azië
- Soldaten
- Andere opvarenden, zoals kooplieden, predikanten, chirurgijns